Richard Southern, The Seven Ages of the Theatre

“On the eve of St. Nicholas’ Day (6 December) certain masked men come out of the snowy woods on skis and approach a village. An atmosphere reigns over the houses. The older, more experienced inhabitants, and the children remain indoors, and peer through the windows into the night not without apprehension for what they will see. Horns of elfland blow. The ‘wild men’ wear voluminous distorting costumes of animal skins, and heavy concealing headdresses with horns and antlers. They knock at doors and windows and claim kisses of the girls or catch them in the street and rub them with snow. The reign of the Wild Men lasts till daybreak.”

Catch them in the street

Een citaat uit The Seven Ages of the Theatre van de Engelse scenograaf en theaterhistoricus Richard Southern (1903-1989). In het vervolg van deze tekst vraagt de schrijver zich af of we het beschreven gebeuren – gecostumeerde en gemaskerde mannen die ’s nachts op ski’s uit de Beierse bossen komen om meisjes te zoenen of met sneeuw in te zepen – kunnen bestempelen als theater: “Now, can we properly call this ’theatre’? Can we decide even that the origins of theatre lie here?”
‘Ja’ en ‘nee,’ luidt zijn antwoord. ‘Nee,’ want er wordt niet gesproken, niet geacteerd, er is geen speciale plek voor de uitvoering, geen podium, geen decor en er zijn geen voorafgaande repetities. Er is weliswaar een publiek, maar dat is niet speciaal op de been gebracht.
En anderzijds ‘ja,’ want er zijn kostuums en maskers, en er mag dan niet gerepeteerd zijn, wél wordt er geïmproviseerd: “for not one of these ‘performers’ can know just what will happen or how the night will go.”
En dat laatste, zegt Southern, dat improviseren, dat vermogen te reageren in onverhoedse situaties, dat is een element dat onlosmakelijk is verbonden met welke vorm van theater dan ook: “… that particular quality of the unpredictable, and its accompanying demand for a quick ability to improvise, is a quality of all theatre.”
Southern gebruikt het beeld van het afpellen van een ui: hoever moet je pellen tot je bij de essentie komt van wat theater is? Natuurlijk doe ik hem tekort, want hij wijdt hier veel meer woorden aan dan ik nu, maar daar gaat het even niet om. Mij raakt dit korte fragment, niet in de laatste plaats trouwens vanwege het begeleidende tekeningetje (gemaakt door de auteur zelf, wat me meteen al erg voor hem inneemt) en de foto (waar ik eindeloos naar kan staren) inclusief het simpele, maar intrigerende onderschrift.
The Seven Ages of the Theatre was een verplicht nummer van mijn bijvaktentamen dramaturgie (theaterwetenschap) in 1974. Samen met mijn vriend Paul van der Plank heb ik indertijd langdurig over het boek gepraat, en allebei waren we er in dezelfde mate enthousiast over. Ik herinner me dat we te voet naar dat tentamen liepen en onderweg Southern en de andere materie nog eens doornamen. Het was een mondelinge ondervraging: eerst werd Paul aan de tand gevoeld, daarna ik. De sympathieke Wiebe Hoogendoorn, onze docent, beloonde ons allebei met een 8.
Maar goed, bij die extravagante Sinterklaasviering, die beestachtige woestelingen uit de besneeuwde bossen, kennelijk zwaaide daar voor mij een deur open die al op een kier stond.
De kiem lag natuurlijk in het Twentse Borne, in het grote katholieke gezin waarin ik opgroeide, de voorstellingen van toneelvereniging Concordia in het Sint-Jozef gebouw, de passiespelen in Hertme waar mijn vader de rol van Petrus speelde, het ‘misje’ spelen, met mijn vijf grote zussen als kerkvolk, op de zolder van mijn ouderlijk huis.
Liefde voor het theater bestond dus al, de kiem daarvan was al ergens in m’n ziel geplant. Maar de studie dramaturgie, de lange gesprekken met Paul, de vele voorstellingen die we samen bezochten en zéker ook deze betoverende zinnen uit The Seven Ages of the Theatre maakten me voor eeuwig verslaafd aan de magie van het theater.
Overigens: #Me Too mag de wereld dan veranderd hebben, in Beieren – zoals bekend dol op oude gewoontes – wordt de traditie van de wilde mannen tot op de dag van vandaag voortgezet. Via YouTube zijn daarvan bewijzen te vinden.

  • Richard Southern, The Seven Ages of the Theatre, London, 1964.

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof