Piet Paaltjens, Aan Rika

Aan Rika

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die den trein,
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletsen lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom ook hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?

De kennismaking kon niet korter zijn

Over de relatie tussen humor en Romantiek, de toonaangevende cultuurstroming in de negentiende eeuw, is nogal wat geschreven en gedelibereerd. Wat de letteren betreft: in ons land zijn Hildebrand met zijn Camera Obscura, Kikspaan met zijn Studenten-typen, De Schoolmeester met zijn gedichten, en die andere dominee-dichter, Piet Paaltjens, de belangrijkste vertegenwoordigers van de zogeheten ‘romantische vlucht’ in de humor.
Romantici – het is niet anders – heten te lijden aan het leven, en om aan die kwelling, die Weltschmerz te ontkomen, nemen ze daarvan afstand: ze doen een stap opzij, aanschouwen het leven met een relativerende blik, halen hun schouders erover op en lachen erom – zo goed en zo kwaad als het gaat.
In Paaltjens’ befaamde bundel met de veelzeggende titel Snikken en grimlachjes uit 1867 is dat precies wat er gebeurt: de dichter probeert de tragiek van het leven te verzachten door er schouderophalend grappen over te maken, al zijn het dan zonder uitzondering grappen met een grimmige en soms zelfs pijnlijke ondertoon.
Piet Paaltjens? Dat kan natuurlijk niet anders dan een pseudoniem zijn. Sowieso is het gebruik van schuilnamen (Hildebrand, Klikspaan, De Schoolmeester, Paaltjens – maar ook: Multatuli, Droogstoppel, Sjaalman) onlosmakelijk verbonden met de romantische neiging tot mystificatie. En inderdaad, de werkelijke naam van de dichter luidt François HaverSchmidt (1835-1894).
In zijn latere leven was HaverSchmidt een predikant van naam, nadat hij in Leiden een studie theologie had afgerond. Hij bewoonde daar een kamer boven een ‘bidder’ (lijkbidder, aanspreker) aan de Hogewoerd 63. Dat onlangs gerestaureerde pand speelt onder meer een rol in ‘Des Zangers Min’, een gedicht dat beschrijft hoe een ‘minnedichter’, zittend in het open venster, in een diligence een Friese schone voorbij ziet komen met wie het ‘liefde op het eerste gezicht’ is.
Voor wie de topografie van Leiden enigszins kent, is Paaltjens’ werk overigens een aanhoudend feest van herkenning. Vaak kun je de locaties exact bepalen:

Op ’t hoekje van de Hooigracht
En van den Nieuwen Rijn,
Daar zwoer hij, dat hij zijn leven lang
Mijn boezemvriend zou zijn.

En halverwegen tusschen
De Vink en de Haagsche Schouw
Daar brak hij, zes weken later zoowat,
Den eed van vriendentrouw.

Het is natuurlijk niet vreemd dat je op zulke ‘vindplaatsen’ poëzie van Piet Paaltjens of fragmenten daaruit als muurgedicht tegenkomt, want zoals bekend is Leiden de stad van muurgedichten. En op de hoek tussen de Klikspaanweg en de Haagweg, bij de stervormige studentenflats, vind je bovendien een fraai bronzen beeld van de dominee-dichter, gemaakt door de in 2004 overleden beeldhouwer Auke Hettema.
De breuk die HaverSchmidt ervoer toen hij het zorgeloze studentenleven – inclusief uitspattingen op sociëteit Minerva – moest inruilen voor zijn maatschappelijke taak als dominee, versterkten, zo wil de algemene opvatting, zijn van nature toch al sombere aard. Hij kende perioden met zware depressies, willoos overgeleverd aan zijn ‘worgengel’, zoals hij die innerlijke tegenkracht vanaf de kansel benoemde.
Het doodsverlangen dat in zijn poëzie vooral als gimmick aanwezig lijkt te zijn, kreeg in het werkelijke bestaan van de dichter steeds meer de overhand. Uiteindelijk leidde zijn speels geflirt met de dood – zoals in het bekende gedicht ‘De zelfmoordenaar’ – tot een wel héél bijzondere apotheose, toen hij zich in 1894 verhing aan een gordijnkoord van de bedstee in zijn Schiedamse domineeswoning. “Op 19 januari – om tien uur in de ochtend – gaf hij zich eindelijk aan zijn worgengel over,” schrijft Rob Nieuwenhuis in zijn biografische schets De dominee en zijn worgengel (1964)
Ook in het bekende gedicht ‘Aan Rika’ speelt de gedachte aan zelfmoord een rol. De bevrijdende werking van de zelf gekozen dood krijgt aan het eind een speciale dimensie door het samenzijn met een fel begeerde vrouw. Een vrouw, op wie de zegswijze ‘liefde op het eerste gezicht’ opnieuw van toepassing is, maar nu nog veel sterker dan in ‘Des zangers min’.
In het kortstondige moment van de ontmoeting ontdekt de ik-persoon details als blonde haren en blauwe ogen – en op een mysterieuze manier weet hij ook dat de vrouw Rika heet. Allemaal onzin natuurlijk, en wederom onderdeel van de literaire begoocheling die de Romantiek eigen is, maar in het licht van de biografie van de dichter laat het slot toch een wrange nasmaak achter.
Piet Paaltjens heeft met zijn kleine oeuvre in de loop der jaren een keur aan kunstenaars geïnspireerd. Mijn toneelvrienden van Het Volk uit Haarlem speelden in 1981 Dominee fluit…, een voorstelling waarin zowel de humor als de tragiek van dit schrijvers- en predikantenleven om en om voorbijkwam. Johnny Hoes, geroemde zanger van het Nederlandstalige levenslied, bracht in 1982 een album uit met gezongen versies van Paaltjensgedichten. En in de theaters was in het seizoen 2009-2010 nota bene Piet Paaltjens, dé muzikale thriller te zien.
Het gedicht ‘Aan Rika’ inspireerde Drs P., net als Johnny Hoes tot op zekere – maar zeer geringe – hoogte een late erfgenaam van Paaltjens, tot een verrassend ‘Antwoord uit Leiden’, waarvan de laatste strofe luidt:

Met u verplet te worden door een trein?
Ik hoop, dat uw dolzinnigheid bedaart
Door sober leven, goede medicijn
En ook wat minder dichten uiteraard.

  • Piet Paaltjens, Snikken en grimlachjes. Academische Poëzie, Amsterdam, 1962.
  • Hieronder een videoclip met betrekking tot de restauratie van het pand Hogewoerd 63 te Leiden.

 

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof