In dit domein vind je teksten – een doodenkele keer misschien iets anders dan teksten – die ik wil delen met wie er belang in stelt. Fragmenten uit verhalen, uit romans of uit non-fictie, gedichten, songteksten, vrijwel altijd in het Nederlands, oorspronkelijk dan wel vertaald, soms ook in het Engels of wie weet in een andere taal. Alles waar ik als lezer, als luisteraar, als liefhebber ooit of onlangs tegenaan gelopen ben en wat me geraakt heeft, ontroerd, aan het lachen gemaakt. Materiaal dat er voor mij toe doet.
Dat ik ruim veertig jaar als leraar Nederlands (en een paar jaar als leraar klassieke talen) in het onderwijs werkzaam was, dat ik vijftien jaar leerlingentoneel regisseerde en meer dan vijfentwintig jaar artistiek leider van de Leidse Toneelgroep Al Dente ben, dat ik meer dan dertig jaar artikelen over theater schrijf voor de Vlaams-Nederlandse instelling Ons Erfdeel (uitgever van het tijdschrift de lage landen) – vooral daardoor ben ik op het spoor gezet van veel schoonheid in litteris. Maar ook door contacten met vrienden en collega’s, geestverwanten van toen en van nu, is menige goudmijn voor me geopend. En het houdt niet op.
Eens in de drie à vier weken is hier iets van die rijkdom te vinden, primair, met een commentaar secundair. Als je daar behoefte aan hebt, kom dan af en toe eens gluren om te zien of Nijhof Tekst nieuwe aanvoer heeft. Maar wat je ook kunt doen: onder aan de pagina jezelf melden als geïnteresseerde van deze website en een bericht ontvangen in je mailbox zodra er een nieuwe activiteit is.

Jos Nijhof (Borne, 1952) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden en was tot 2018 leraar en teamleider op het Visser ’t Hooft Lyceum in Leiden en Leiderdorp. In 1993 richtte hij samen met enkele oud-leerlingen Toneelgroep Al Dente op, waarvan hij tot op de dag van vandaag artistiek leider is. Hij schrijft artikelen over theater voor de Vlaams-Nederlandse instelling Ons Erfdeel, presenteerde een cultuurprogramma bij Sleutelstad FM en maakte in 2019 samen met oud-collega’s Het Grote Visser Eeuwboek, waarin de honderdjarige geschiedenis van ‘zijn’ school uitvoerig werd geboekstaafd.

lees meer

meest recente publicatie hieronder

Het  Werkteater, Avondrood

(meneer Van Geffen komt stralend binnen)

Van Geffen Alles. Ik mag alles weer eten. Ik kom net van de dokter af. Hij zegt: meneer van Geffen, gaat u eens rustig zitten, ik heb een prettige mededeling voor u. Vanaf vandaag kunt u weer alles tot u nemen. Twintig jaar heb ik toch op dieet gestaan mevrouw Van Draden, dat weet u toch. Alles hebben ze op me uitgeprobeerd: geen, hoe heet dat… geen eiwitten, dan weer vier maanden geen koledraden, dan alles weer gekookt, niks gebradens…, zonder vet.

Mevrouw Walewska Louis, je hoeft  toch niet alles te geloven wat ze zeggen.

Van Geffen Nee, hij heeft gelijk. Hij zei ook: Meneer van Geffen die operatie vergeten we. Ik hoef niet meer geopereerd te worden en die pijnen gaan ook vanzelf weg. Medicijnen hoef ik ook niet meer te nemen. Alleen die ene nog, die witte met dat spleetje in het midden. Die andere kunt u gerust van me hebben mevrouw Walewska, ik heb nog een heel buisje staan..
Voor mij is het Kerstmis vandaag. Van Geffen ligt weer in de wieg. Ik begin van voren af aan. Ik hoef ook niet meer aan de dieettafel te zitten… Dat waren chagrijnen, verschrikkelijk.
Ze zaten gewoon te vechten om één plakske worst.

Mevrouw Van Draden Ga maar zitten.

Van Geffen Ik mag alles weer eten, noem maar op.

Van Beusekom Bloedworst.

Van Geffen Bloedworst. Mag ik rustig eten. Noem maar iets mevrouw Walewska.

Mevrouw Walewska Magistan.

Van Geffen Wat?

Mevrouw Walewska Magistan.

Van Geffen O ja, borden vol magistan, zoveel als ik maar wil. De hoofdzuster zei ook: als u trek hebt in een borreltje gaat u maar naar de centrale ijskast. Kunt u het zelf nemen.
(De anderen fluisteren, geven elkaar tekens.)
Gezellig zo met z’n allen.
(Zwijgend wordt er verder gegeten.)
Voor mij is het Kerstmis en Pinksteren tegelijk.

(Mevrouw Walewska staat op)

Mevrouw Walewska Louis, ik zag je lopen met zo’n scheepje in een fles. Interesseer jij je voor scheepsbouw?

Van Geffen Schepen! Ja dat vind ik mooi.

Mevrouw Walewska Ik heb in mijn kamer nog een boek met oude gravures. Er staan dwarsdoorsneden in van Vikingschepen.

Van Geffen Dat hebben ze van mij ook gemaakt, een dwarsdoorsnede.

Mevrouw Walewska Als je wilt mag je het hebben. Kom het maar eens halen. Je weet waar mijn kamer is? (Ze gaat weg.)

Van Geffen (Tegen Van Beusekom) Ik heb een boek gekregen!

(Mevrouw Van Draden komt naar Van Geffen toe.)

Van Geffen Het beste maar. Kom nog eens langs. (Ze gaat ook weg.)

(Meneer Osdorp staat op en schudt meneer Van Geffen zwijgend de hand en gaat weg.)

Van Geffen Hij geeft mij een hand. Midden op de dag!
(Van Beusekom kauwt achteroverleunend op zijn brood)
Meloen. Dat heb ik nou nog nooit gegeten. Is dat lekker?

Van Beusekom Laf.

Van Geffen En augurken?

Van Beusekom Bitter.

Van Geffen Dan neem ik dat niet. Mijn hele leven heb ik gebeden. Ik heb het altijd geweten, er is hoop. Ik ben blij dat onze lieve heer me niet in de steek heeft gelaten. Eind goed al goed…
Gezellig zo.

Van Beusekom Ik heb het op…. Ik ga er eens vandoor. Ik heb een afspraak.

Van Geffen Gezellig zo met mekaar.

Van Beusekom Ik moet gaan. (Hij staat op.) Tot ziens. Het beste nog maar.

——

(later, Van Geffen tot mevrouw Walewska)

Van Geffen Dat is nou gek. Ik heb u altijd willen zeggen dat u van die mooie zwarte ogen hebt, zo echt zwart. Zo. Nu heb ik het gezegd ook. Ik heb vroeger ook wel eens iemand gekend met van die zwarte ogen. Dat is nooit iets geworden, nee.
Bij ons thuis zijn ze allemaal het huis uitgegaan, allemaal getrouwd. Ik was alleen overgebleven.
Dat geeft niks hoor. Ik kon heel goed tegen alleen zijn. Ik heb me nooit verveeld. Nooit.
Ik was lid van wel vier verenigingen als het er geen vijf waren.
En puzzelen ook. Ik had een puzzel van anderhalve vierkante meter, die paste niet op de tafel. Allemaal bomen. Kunt u nagaan hoe moeilijk of dat was. In vier uur tijd had ik hem liggen.
Kinderen kwamen ook altijd naar mij toe, ik had altijd snoepkes voor ze. Als ze naar boven kwamen dan hoorde ik het al: dat is een pepermuntje, dat is een dropje. Ik weet het nog heel goed.
Op een dag hadden die kinders een kuil gegraven mevrouw Walewska. Twee meter diep, tot aan het gele zand. Het water kwam al omhoog.
Ik zit boven en ineens is het zo stil, zo raar stil. Ik ben naar beneden gegaan en toen moest ik het wel zien: de zijkant was helemaal ingevallen.
Die kinders zaten onder het zand. Ik heb nog geprobeerd ze uit te graven.
Ze hadden natuurlijk willen roepen maar hun mond zat vol zand…
(Hij blijft stilletjes zitten. Hij huilt achter zijn brilletje.)

Gezellig zo met mekaar

Het is niet voor het eerst dat ik hier mijn katholieke, Twentse komaf noem. Het katholicisme is me met de paplepel ingegoten en wat voor mij vaststaat: het meest positieve wat ik eraan heb overgehouden is mijn liefde voor toneel en theater. Wat ik in mijn vader vooral bewonderde, was zijn betrokkenheid als acteur bij de R.K. Toneelvereniging Concordia in Borne en zijn rol als de apostel Petrus in de Passiespelen te Hertme (een kerkdorp bij Borne). Ik vond het prachtig, alles wat ik er als klein ventje van meekreeg. Niet alleen wat er op het toneel plaatsvond, maar ook alles in de entourage ervan: de attributen in de kleedkamer, de geur van grime, het opklapbare voetlicht, de ‘pamfletten’ (tegenwoordig zouden we zeggen: flyers) die wij als kinderen mochten uitdelen om het kerkvolk op zondag na de mis te attenderen op een zoveelste voorstelling van Concordia in het Sint Jozefgebouw.
Soms vraag ik me af of die liefde voor toneel en theater van nature in mijn systeem zit, of dat die is blijven voortwoekeren vanuit die vroege jeugd. Feit is, dat ik heel veel ‘heb’ met toneel, veel meer dan met film bijvoorbeeld. Afgelopen week zag ik op twee achtereenvolgende avonden de film Ghostlight – waarin theater nota bene een belangrijke rol speelt – en de voorstelling Stepping Stones van Orkater. Allebei goed, maar bij Orkater voelde ik me zóveel meer ‘opgenomen’ en na afloop zóveel rijker, dat ik andermaal wist: dit is waar het echt om gaat.
Wat ongetwijfeld ook geholpen heeft, is de keuze voor het bijvak dramaturgie na mijn kandidaats, en dan vooral de praktische kant daarvan – wat toen ‘dramatische expressie’ heette – en het bezoek aan tientallen voorstellingen dat eruit voortvloeide: óók in Londen en in Warschau nota bene. Het Leidse LAK-theater bevond zich letterlijk op steenworp afstand van mijn studentenkamer: wij – en dan bedoel ik vooral mijn studievriend Paul en ik – waren er kind aan huis. Prachtige dingen zagen we daar, maar ook elders: in het Haagse HOT, of bij De Appel in Scheveningen, of op het Kattengat in Amsterdam waar we ondersteboven waren van Het Werkteater.
Het Werkteater, De Appel, maar ook Discordia, Hauser Orkater, het Onafhankelijk Toneel, Carver, Carrousel – het zijn gezelschappen die ik tot m’n grote geluk heb mogen meemaken in hun gloriedagen. Vooral van Carrousel heb ik onwaarschijnlijk veel geleerd voor mijn praktijk als regisseur van school- en amateurtoneel, en dan vooral van Lidwien Roothaan: haar regies leerden me hoe de verbeelding gemobiliseerd kan worden en dat daarvoor geen tot weinig poespas nodig is. Niet dat ‘poespas’ niet interessant kan zijn, integendeel, maar áls het wordt ingezet, dan juist op plekken waar het publiek het niet verwacht.
Van Het Werkteater, in gesubsidieerde status actief tussen 1970 en 1987, maar vooral relevant in de beginjaren, was Avondrood een van de hoogtepunten. De groep werkte als een collectief, dat wil zeggen dat alle werkzaamheden, van tekstschrijven tot techniek en van dramaturgie tot spelen, door de leden zelf werden gedaan. Het Werkteater was daarin niet uniek: sinds de roemruchte Aktie Tomaat (1969) gold deze collectieve werkwijze in feite voor alle groepen die de toneelvernieuwing omarmden.
Paul en ik zagen Avondrood inderdaad in het eigen huis van de groep op het Kattengat en tot op de dag van vandaag citeren we er losse flodders uit. In het boek Hallo medemens (2001), waarin Margot van Schayk de geschiedenis van Het Werkteater heeft beschreven, valt te lezen hoe Avondrood ‘vanuit het niets’ tot stand kwam. “Het idee om alle (losse) personages te laten samenkomen op een bonte avond in Huize Avondrood, een bejaardenhuis, is vermoedelijk ontstaan op een middag, tijdens een werkvoorstelling voor meisjes van een nijverheidsschool.”
Nadat de voorstelling z’n uiteindelijke vorm had bereikt, formuleerden de leden van Het Werkteater zelf de kwintessens ervan: “Avondrood gaat over mensen, die in de laatste fase van hun leven zijn. Terwijl hun  achtergronden verschillen, hebben ze een paar dingen gemeen: het wachten op de dood en de onmogelijkheid nog invloed te hebben op de dingen die in de wereld gebeuren. Vol verlangen is iedereen op zijn manier op zoek naar contact en naar een manier om de onaffe momenten uit het leven te herbeleven.”
Het thema is blijvend actueel gebleken, en met het oog op de aanzwellende ‘grijze golf’ misschien zelfs actueler dan ooit. In theater, films en tv-series zien we het onderwerp dan ook met regelmaat terugkomen. Ik hoef alleen de naam Hendrik Groen maar te noemen, of van een oudere datum de serie Sint Hubertusberg, gemaakt door het trio van Jiskefet. Kennelijk slaat de aandacht voor de oudere medemens aan bij een breed publiek, maar dan bij voorkeur als het onderwerp vanuit een luchtig perspectief aan de orde komt. Het Werkteater neemt het thema bloedserieus, en ook als het komisch wordt, schuurt het, doet het pijn.
Op de website die het archief van Het Werkteater bevat (www.werkteater.nl) kun je een professionele, latere verfilming zien van de volledige voorstelling, voor een deel met andere acteurs. Mij intrigeert de video-opname vooral, die  Theater Klank en Beeld reeds in 1974 maakte: een rechtstreekse registratie van 19 minuten uit de voorstelling die je ook op die website kunt vinden.
Natuurlijk kan een video-opname nooit recht doen aan de beleving in het hier en nu, maar toch sijpelt er wel iets door van het geweldige talent van de acteurs en van de enorme emotionele lading van de voorstelling. Los daarvan is het natuurlijk prachtig om latere (min of meer) bekende Nederlanders als Olga Zuiderhoek, Joop Admiraal, Peter Faber en Helmert Woudenberg in hun jonge jaren te zien. De fascinatie van Paul en mij in deze voorstelling ging vooral uit naar de fantastische Gerard Thoolen als Louis van Geffen, de meest tragische bejaarde met fraai Brabants accent. Thoolen, maar dat terzijde, overleed in 1996, nog maar 53 jaar oud, en ook veel andere acteurs van Het Werkteater zijn intussen niet meer onder ons.
Aan het eind van de voorstelling doet de dood z’n onzalige intrede. Subtiel maar ook genadeloos krijg je ingewreven dat aan de eeuwige slaap het huiveringwekkende moment van het sterven voorafgaat. De intellectuele mevrouw Walewska, gespeeld door Yolande Bertsch, wordt in haar laatste uur liefdevol bijgestaan door de volkse Bep, gespeeld door Marja Kok. Blijf vooral kijken tot het eind van de opname, niet alleen naar de integere, van elke effectbejag ontdane manier waarop de twee de scène spelen, maar ook naar de overige acteurs die zwijgend achter hen zitten, schuin afgewend, alsof ze zich van schaamte en ongemak geen raad weten met het onbevattelijke geheim dat zich voor hen afspeelt. Let behalve op het spel ook op de aankleding, het licht, de muziek. Inderdaad, geen poespas: het is kaal, het is armoedig, het is niks – en tegelijk is het vol, en rijk, en alles.

  • Het Werkteater, Drie Stukken, Amsterdam 1979.

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof