Midas Dekkers, Lichamelijke oefening

“Een paard heeft een hekel aan springen. Uit angst dat de frêle polsen onder het enorme lichaamsgewicht bezwijken, loopt het in de natuur liever om een hindernis heen. Het gespring is een overblijfsel uit de tijd van de cavalerie. Voor een springpaard is het altijd oorlog gebleven. Wat rennen betreft mag een paard aan zijn top zijn, van voetballen, kogelstoten of oefeningen op de brug met gelijke leggers heeft het nog geen kaas gegeten. Natuurlijk zou het absurd zijn het hierin te trainen of hierop te fokken, maar absurder dan paarden dansen te leren is het niet. Toch zie je dat wel op de televisie. Kunstrijden op hoeven, een sierlijker manier van dieren kwellen ken ik niet. Ik weet nog hoe mijn eigen dansles was. Arm paard. Op de maat van lelijke muziek maakt het dier mooie passen, afgewisseld met een soort gedribbel, gehuppel en getrippel. Op het paard zit vaak een vrouw in een ouderwets mannenpak. De pasjes van het paard doen nichterig aan. Een nicht met een travestiet erop, en daar dan prijzen voor. Het ziet er dieronwaardig uit, maar de ruiters beweren hun dier juist een plezier te doen. Paarden laten dansen voor hun lol, het zal wel, maar geloven doe ik het pas als ik ’s avonds na sluitingstijd langs de manege loop, als alle ruiters al naar huis zijn, en ik in de wei de fiere hengst Blue Foxtrot een Engels walsje zie wagen met die lekkere merrie van hiernaast.”

Kunstrijden op hoeven

De humor van Midas Dekkers (1946), daar hou ik van. Humor die tegen de haren in strijkt, die mythes doorprikt en die bij sommigen een soort boosheid wekt die op zichzelf óók weer vermakelijk is.
In Lichamelijke oefening neemt Dekkers alle dubieuze elementen en aspecten van sport op de hak. Van de Körperbildung in het Duitse interbellum tot de doorgefokte en afgerichte paarden in de dressuur.
Met duivels genoegen heb ik Lichamelijke oefening een paar keer cadeau gedaan aan collega’s van de sectie bewegen & sport – zo heet het schoolvak gymnastiek tegenwoordig. Het zijn hardwerkende collega’s die ik enorm waardeer en met wie ik het altijd geweldig goed heb kunnen vinden. Totaal anders dan de cynische gymleraren die ik me van m’n schooltijd herinner en die me voor de rest van m’n leven volkomen faalangstig hebben gemaakt als het om sportbeoefening gaat.
Natuurlijk waren die lieve collega’s van me het volstrekt oneens met Dekkers en de manier waarop hij in dit boek de hedendaagse ‘Körperkultur van de homo adidas’ te lijf gaat. Ik had het ook niet anders verwacht, en natuurlijk kan ik net als zij een heel rijtje voordelen noemen van sport in het algemeen en pluspunten van schoolgymnastiek in het bijzonder.
Maar soms vind ik het leuk een tegendraadse boodschap te prediken en bijvoorbeeld met instemming Winston Churchill te citeren die, gevraagd naar zijn hoge leeftijd en hoe hij die toch bereikt kon hebben, ondanks zijn hectische bestaan en zijn liefde voor whisky en sigaren, een kort antwoord gaf: “No sports.”
Het zal allemaal wel fictie te zijn, net als het volgende Churchill-citaat dat ik me herinner ergens gelezen te hebben: “Iedere keer als ik aan sport denk, ga ik net zo lang op de divan liggen totdat die verschrikkelijke gedachte weer uit m’n hoofd verdwenen is.”
Tot slot: ik moest bij dit fragment uit Lichamelijke oefening ook denken aan Gerard Reve die tegenover Mies Bouwman ooit opmerkte, dat hij nog nooit had gehoord van een konijn of een hert dat turnde of volleybal speelde.

  • Midas Dekkers, Lichamelijke oefening, z.p. 2009.

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof