Lieke Marsman, Vasthoudendheid

Vasthoudendheid

Er bestaan vele redenen waardoor je niet stil
kunt blijven liggen, ’s nachts. Als je steeds
moet hoesten, bijvoorbeeld, zal je lichaam
op en neer schokken alsof je op een rijkoets ligt en
als je erg ziek bent, een lijkwagen. Of het is zo
dat je niet weet waar je moet kijken, omdat alles
voor je ogen rood is. Je ogen zijn zo rood, omdat
iemand heeft gezegd dat je ogen zo blauw zijn en
dat heeft je geraakt. Het fijne aan geraakt worden
is dat het niet lang hoeft te duren om lang
te blijven duren en het vreemde aan geraakt zijn
is dat het nagalmt en nastampt en toch ben je
er stil van. Het mooie aan het woord stil is dat het
iets zegt over geluid en beweging en het bijzondere
aan geluid is dat het bestaat uit beweging. Het fijne
aan beweging is dat het zo ingetogen is, je kunt
heel zacht je huid laten voelen dat iemand anders
je huid voelt. Tegelijkertijd is het fijne aan beweging
juist dat het uitbundig is, je kunt heel hardnekkig
een dansend monster in je voeten hebben zitten, dat
je hakken de hele avond de grond in wil stampen.
Maar het vreemde aan een hele avond is dat je soms
niet weet welke vorm van beweging je het liefst
lang laat duren. Gelukkig is het goede aan iets lang
laten duren dat alles op den duur weer terug stil valt.
En wat ik het allermooiste aan het woord stil vind,
is dat je er in het Engels een l aan kunt plakken,
waardoor we elkaar kunnen vragen, waarom we
nog steeds niet gaan slapen.

Dat alles op den duur weer terug stil valt

Lieke Marsman (1990) is een jonge dichteres van wie ik het werk nu een paar jaar ken en op wie ik geattendeerd werd door mijn dierbare vriend Henk Schaap, comes in litteris et amicitia. Zijn naam is hier niet eerder gevallen, maar mijn directe omgeving weet hoe diep onze vriendschap was en hoe groot het verdriet toen Henk in januari van dit jaar overleed. Een treurigmakend relaas van terugkerende tumoren, laat ik daarmee volstaan.
Henks ‘ontdekking’ van Lieke Marsman werd na een tijdje vooral herkenning. Het is inmiddels publiekelijk bekend dat Marsman lijdt aan een levensbedreigende rotziekte die kraakbeenkanker heet. Haar poëzie refereert soms aan die ziekte, maar, en dat bepaalt mede de kracht ervan, nooit op een stakkerige of larmoyante toon. Ik citeer een deel uit het lange titelgedicht van de dit jaar verschenen bundel In mijn mand:

Is het mijn sterfdag?
Ik maak mij geen zorgen
Alle gelukkige momenten herhalen zich
Eerst als tragedie en dan als klucht
en daarna als elegie
Er zullen opnieuw tieners wild
na sluitingstijd een cafetaria inrennen
Er zullen opnieuw geliefden in de wijnbar zitten
waar wij elkaar voor het eerst kusten
Zelfs jij zal een nieuwe geliefde in een wijnbar zijn
en opnieuw gelukkig zijn
ook al is je oude geliefde dood
Maar voor nu ben je boos
dat ik dit opschrijf
Veel te vroeg
zoals ik altijd overal veel te vroeg ben
Maar juist daarom hou ik van je
omdat mijn ziekte soms
voor jou een bron van boosheid is

Zoveel onderhuids verdriet, zo stijlvol verwoord – ik ben het in een gedicht geloof ik niet eerder tegengekomen. En na dit fragment gaat ‘In mijn mand’ nog even door, maar ik geef niet alles weg: kijk en luister vooral naar de video hieronder waarin de schitterende jonge vrouw die Lieke Marsman is het gedicht voorleest.
Ergens begin 2020 sprak ik met Henk over een plan om met een klein clubje Al Dente-spelers een voorstelling te maken rond Het uur u van Martinus Nijhof en ik zei dat ik hoopte dat Henk dan voor pianobegeleiding wilde zorgen – want Henk was een alleskunner, en onder veel meer een zéér begenadigd pianist. Hij vond Nijhoff op zichzelf een mooi idee, maar hij vroeg of ik dan óók eens wilde kijken naar het pas verschenen gedichtenbundeltje van Lieke Marsman met de titel De volgende scan duurt vijf minuten. Ook daar zag hij wel een voorstellinkje in.
‘Vreemd-geweldig’ omschreef hij haar werk. Ik kocht het boekje, raakte gefascineerd – ook door het uitgebreide nawoord trouwens – en was net als Henk overtuigd van de dramatische potentie van de gedichten. Maar het belangrijkste: ik begreep maar al te goed Henks fascinatie. Elke regel in Marsmans poëzie is raak, en daarbij: de daarin opgeroepen wereld van dokters, specialisten, ziekenhuisbedden en scanapparaten kende Henk inmiddels uit een vrijwel dagelijkse praktijk.
Sinds januari 2021 is Lieke Marsman Dichter des Vaderlands en in die hoedanigheid heeft ze het Nederlandse publiek al een paar keer prettig verrast. Naar aanleiding van Ruttes ‘niet-actieve herinnering’ in de Tweede Kamer op Witte Donderdag 2021 schreef ze een Paasgedicht met onder meer de regels:

Van modder krijgt de waarheid camouflagekleuren.
niemand weet nog wie wat waar beweerde.
Of waarheid wel bestaat, als je iets bent vergeten.
Maar selectieve amnesie was nooit wat deerde:
wat wringt is het selectieve geweten.

“Van modder krijgt de waarheid camouflagekleuren.” Je zou wensen dat de boodschap in Den Haag begrepen werd, maar ik vrees het ergste.
Met het gedicht hierboven, ‘Vasthoudendheid’, opent Marsmans debuutbundel Wat ik mezelf graag voorhoud (2010), waarvan de inhoud samen met later werk terechtkwam in de verzameling Man met hoed (2017). Qua vorm een typisch Marsmangedicht, waarin de grens tussen poëzie en proza uitermate dun is. De regelafbrekingen lijken nogal willekeurig, leiden tot vreemde enjambementen, maar die stuwen het gedicht voort op een manier die de inhoud volledig recht doet.
Iedereen zal dit herkennen: in de aanloop naar de slaap – die soms maar niet wil komen – overvallen worden door beelden die steeds eenmalig zijn en niet herroepbaar. Je hoofd associeert er ongebreideld op los, maar altijd maar één kant op, naar voren, en de weg terug is per direct afgesloten. Zo ontstaat een ketting, in dit gedicht van rode naar blauwe ogen, naar geraakt worden, naar geraakt zijn,  naar stil, naar… enzovoort.
Des te heviger ervaar je die dwangmatige aaneenschakeling van beelden natuurlijk als je ziek bent, koorts hebt, ‘alsof je op een rijkoets ligt’ of zelfs ‘een lijkwagen’. Het schokt en schommelt, je kunt het spoor van je woorden, je gedachten niet (terug) volgen, er is niets om je aan vast te klampen, geen ‘vasthoudendheid’.
Of toch? Natuurlijk is er het gedicht, om elke beweging tot stilstand te toveren en te fixeren in een duurzame verbinding van woorden. Maar veel belangrijker nog: aan het eind is er niet langer sprake van ‘ik’ in het gedicht of van ‘je’ – in de betekenis van ‘men’ – maar van ‘we’. Er is immers nog die ander, die van de lange duur, die altijd (still) bij je is wanneer je ziek bent, die bereid is je slapeloosheid te delen. Die ander – die je vasthoudt.

  • Lieke Marsman, Man met hoed. Gedichten 2005-2017, Amsterdam / Antwerpen, 2017.
  • Hieronder de video (VPRO On Stage) waarin Lieke Marsman ‘In mijn mand’ voorleest.

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof