The Magdalene Laundries
I was an unmarried girl
I’d just turned twenty-seven
When they sent me to the sisters
For the way men looked at me.
Branded as a jezebel,
I knew I was not bound for Heaven
I’d be cast in shame
Into the Magdalene laundries.
Most girls come here pregnant
Some by their own fathers.
Bridget got that belly
By her parish priest.
We’re trying to get things white as snow,
All of us woe-begotten-daughters,
In the streaming stains
Of the Magdalene laundries.
Prostitutes and destitutes
And temptresses like me –
Fallen women –
Sentenced into dreamless drudgery…
Why do they call this heartless place
Our Lady of Charity?
Oh, charity!
These bloodless brides of Jesus,
If they had just once glimpsed their groom,
Then they’d know, and they’d drop the stones
Concealed behind their rosaries,
They wilt the grass they walk upon.
They leech the light out of a room.
They’d like to drive us down the drain
At the Magdalene laundries.
Peg O’Connell died today.
She was a cheeky girl,
A flirt
They just stuffed her in a hole!
Surely to God you’d think at least some bells should ring!
One day I’m going to die here too,
And they’ll plant me in the dirt
Like some lame bulb
That never blooms, come any spring,
Come any spring,
No, not any spring…
Laat ik het maar meteen zeggen: Joni Mitchell is de allerbeste singer-songwriter die de popmuziek in de voorbije decennia heeft voortgebracht. Gelukkig ben ik niet de enige die dat vindt. Vooral na haar pijnlijk intieme album Blue (1971), waarin ze haar ziel en zaligheid blootlegde op een manier waarop man noch vrouw dat vóór haar had gedaan, begon haar naam in de muziekwereld rond te zingen en werd ze het lichtende voorbeeld voor iedereen die de noodzaak voelde liedjes te schrijven en die onder begeleiding van gitaar of piano wereldkundig te maken.
Maar Joni Mitchell bleek iedereen muzikaal en tekstueel steeds opnieuw een paar stappen voor. Op The Hissing Of Summer Lawns (1975) verwerkte ze in het nummer ‘The Jungle Line’ een sample met percussionisten uit Burundi, lang voordat het genre dat inmiddels ‘wereldmuziek’ is gaan heten doordrong in de populaire muziek. Bovendien begon Mitchell op dat album al folkmuziek, jazz en rock te combineren, een experiment dat ze in 1979 op Mingus – tevens de laatste muzikale onderneming van jazzgrootheid Charles Mingus – voortzette en waarmee ze daarna eigenlijk nooit is opgehouden.
Orkestrale arrangementen van jazzklassiekers paste ze toe op haar album Both Sides Now (2001), met onder meer een reprise van haar eigen songs ‘Both Sides Now’ en ‘A Case Of You’, een procedé dat ze uitgebreid voortzette op het dubbelalbum Travelogue (2002) met maar liefst 22 nieuwe versies van nummers uit haar catalogus.
Haar prominente plaats in de geschiedenis van de (pop)muziek dankt ze natuurlijk ook aan haar geweldige stem, die in de loop der jaren steeds doorleefder werd, en aan haar unieke gitaar- en subtiele pianospel. Ze werkte met grote muzikanten als Herbie Hancock, Jaco Pastorius, Pat Metheny en Charles Mingus. Ze inspireerde Prince, Taylor Swift, Laura Marling en zelfs Bob Dylan.
Haar teksten gingen in de loop der jaren minder over haar eigen zielenroerselen, en sneden onderwerpen aan, die ook qua inhoud hun tijd vooruit waren. De manier waarop ze grote thema’s in woorden wist te vangen ging min of meer gelijk op met de vorderingen die ze maakte in haar schilderkunst. Schilderen is voor haar minstens zo belangrijk – en misschien wel belangrijker – dan schrijven en componeren. Haar expressionistische stijl, waarin haar bewondering voor Van Gogh tot uiting komt, vindt een echo in haar teksten die een individuele verwerking zijn van een bestaande, vaak bittere werkelijkheid.
Veel nummers op het fantastische album Turbulent Indigo (1994) bijvoorbeeld zijn op meer of minder verhulde wijze maatschappijkritisch. ‘Sex Kills’ gaat over alles wat er mis is in ons verdeelde bestaan (‘This massive mess we’re in’), van overheidscorruptie tot klimaatverandering; ‘Turbulent Indigo’ is een hommage aan Van Gogh, maar ook een nummer over depressie en onbegrepen kunstenaarschap; het bloedstollende ‘The Sire Of Sorrow’ gaat over onrechtvaardige lotsbeschikking (‘Better I was carried from the womb straight to the grave’), met een verwijzing naar de oudtestamentische Job.
‘The Magdalene Laundries’, eveneens van Turbulent Indigo, stijgt voor mij nog boven de andere nummers uit. Het is alsof alles wat in latere jaren onthuld werd over aard en omvang van het misbruik in de katholieke kerk in het kleine universum van deze tekst bij elkaar komt.
Uitgangspunt voor haar aanklacht vormde voor Mitchell het nog altijd veel te weinig vertelde verhaal van de Magdalene Laundries of Magdalene Asylums, de door nonnen geleide instelling uit de buurt van Dublin die zich tot in 1996 – nota bene twee jaar na verschijning van Turbulent Indigo – ‘ontfermde’ over jonge vrouwen die om verschillende redenen niet geschikt werden bevonden voor een comfortabel bestaan buiten de gevangenismuren van een klooster. Deze ‘fallen women’ waren niet alleen alleenstaande moeders (van wie de baby’s werden afgenomen), maar ook prostituées, vrouwen zonder financieel vooruitzicht, ’temptresses’ die van verleidelijk gedrag werden beticht.
De oorspronkelijke congregatie van de Sisters of Our Lady of Charity of The Good Sheperd werd opgericht in 1835 en kreeg onder de naam Zusters van de Goede Herder ook voet aan de grond in Nederland (Zoeterwoude, Almelo, Tilburg, Velp). Onderzoeksjournalisten van de NRC berichtten vanaf 2018 uitgebreid over de onwaarschijnlijke wantoestanden die ook in en rond de Goede-Herder kloosters plaatsvonden.
De wasserijen in Ierland kregen veel publieke aandacht dankzij The Magdalene Sisters, een film uit 2002, waaraan het Vaticaan het officiële advies verbond hem niet te gaan zien, terwijl nog levende, oorspronkelijke bewoonsters van de kloosters de film juist veel te mild vonden. De discussies laaiden in volle hevigheid op toen steeds meer onthuld werd over de massagraven rond de kloosterterreinen, met daarin grote aantallen jonge vrouwen en baby’s.
Alles wat bekend is over de kloosters en de aanpalende wasserijen is door Mitchell razend knap verwerkt in ‘The Magdalene Laundries’, dat weliswaar een ‘antikatholiek’, maar geen antireligieus lied is. Alleen al de prachtige regels ‘These bloodless brides of Jesus, / If they had just once glimpsed their groom, / Then they’d know, / and they’d drop the stones / Concealed behind their rosaries’ geven aan waar de pijn en het misverstand zitten: de boodschap van Jezus wordt niet verstaan, anders zouden deze nonnen tot inzicht komen en de stenen laten vallen die ze achter hun rozenkransen verborgen houden. ‘Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen’: de verwijzing naar het Johannesvangelie is geen toeval – in die passage gaat het immers over de overspelige Maria Magdalena die door de farizeeërs voor Jezus wordt geleid en die volgens de wet naar hun inzicht gestenigd dient te worden.
Het bewijst eens te meer de kracht van het nummer, dat uiteindelijk veel verder reikt dan een verhaal over gevallen vrouwen van wie de zielen schoongewassen dienen te worden. Het toont aan tot welke barbarij een gemeenschap kan vervallen wanneer derden zeggenschap menen te hebben over niet alleen de geest, maar ook het lichaam van een ander. Daarbij kunnen we denken aan de slavernij uit voorbije eeuwen, maar evengoed aan de anti-abortusbeweging die momenteel aan een zoveelste opmars bezig is.
Lees de tekst, maar luister vooral naar Mitchell. Op YouTube vind je de studioversie van het album Turbulent Indigo, zie de link hieronder, maar ook een liveversie tijdens een optreden in Toronto in 1994 waarin ze over de achtergronden van het nummer vertelt. En luister niet in de laatste plaats naar de versie die ze maakte in samenwerking met The Chieftains, de inmiddels hoogbejaarde folkzangers uit Ierland met hun hoorbare wortels in dat oerkatholieke land. Het staat op het album Tears of Stone (1999) en het snoert je keel dicht.