Han G. Hoekstra, Op een avond

Op een avond

Gij zijt er op een avond, want een vrouw
liet u ontglippen aan haar moede schoot,
die onder pijnen opende en sloot –
bitter of blij over wat komen zou.

Gij zijt er, en der avonden getal
vermeerdert, en ge leeft tussen wat leeft,
bij mens en dier, bij al wat adem heeft –
bitter of blij over wat komen zal.

Gij zijt er, en het leven leert zijn leer,
ge stoot er overal op goed en slecht,
op dingen waar men tot het eind voor vecht.
En op een avond zijt ge er niet meer.

Het leven leert zijn leer

Onlangs zag ik Wachten op Godot van Het Nationale Theater in een regie van Erik Whien. De door mij bewonderde acteurs Jaap Spijkers en Mark Rietman speelden de hoofdpersonen Vladimir en Estragon, en wat waren ze goed, en vooral Rietman heerlijk clownesk. De twee andere acteurs waren van een niet minder kaliber: Bram Coopmans als Pozzo en Joris Smit als Lucky. Een geweldige voorstelling.
Na de pauze, aan het eind van het tweede deel, zat ik te wachten op die ene zin die mijn vrienden en ik tijdens ons bijvak dramaturgie nogal eens citeerden. In de vertaling van Jacoba van Velde zegt Pozzo: “Schrijlings op het graf baren ze, een ogenblik schittert de dag en dan is het opnieuw nacht.” Bij HNT was ‘schrijlings’ vervangen door ‘wijdbeens’, naar mijn idee een acceptabele ingreep.
Wat ik vergeten was, is dat Vladimir na het vertrek van Pozzo en Lucky op die tekst voortborduurt: “Schrijlings op het graf een zware bevalling. In de diepte van het graf brengt de doodgraver dromerig de ijzers aan.” Wederom de vertaling van Jacoba van Velde (ik heb het nagezocht), maar nu had de regie niet alleen ‘schrijlings’ vervangen, maar ook ‘de ijzers’- dat werd ‘de verlostang’. Wat mij betreft zelfs méér dan een acceptabele ingreep, want die ijzers waren misschien toch wat vaag. Voor de liefhebbers: Beckett schreef zijn toneelstuk in het Frans (En attendant Godot) en in de oorspronkelijke tekst staat ‘a cheval’ (schrijlings / wijdbeens) ) en ‘ses fers’ (de ijzers / de verlostang).
Een lange inleiding om bij Han G. Hoekstra (1906-1988) uit te komen, de dichter-journalist die tijdens de oorlog actief was in het kunstenaarsverzet, die enigszins overschaduwd raakte door de experimentele poëzie van de Vijftigers en die voor de ontwikkeling van de jeugdliteratuur in ons land van grote betekenis is geweest. Iedereen ziet natuurlijk de connectie tussen Wachten op Godot en het indrukwekkende gedicht ‘Op een avond’, afkomstig uit Hoekstra’s bundel Het ongerijmde leven (1940).
Dichter en criticus A. Marja noemde ‘Op een avond’ in een essay ‘een vers dat in alle bloemlezingen dient te worden opgenomen’, en ik volg hem graag in die opvatting.
Ik vermoed trouwens dat Hoekstra’s beroemde gedicht ‘De ceder’ – het favoriete gedicht van wijlen Joop den Uyl – uit de bundel Panopticum (1946) eerder dat eerbewijs ten deel is gevallen. De eerste paar regels ervan luiden: “Ik heb een ceder in mij tuin geplant. / Gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.” Een voor menigeen herkenbare tekst, dat hoop ik althans, want ‘De ceder’ is – of moet ik zeggen: was – een echte schoolklassieker.
Natuurlijk gaat het bij Beckett in Wachten op Godot in belangrijke mate om ‘de tijd’. De tijd die paradoxaal genoeg zowel tergend langzaam voorbijkruipt als vrijwel afwezig is. Onze geboorte vindt plaats boven een graf, het is de doodgraver die ons uit de moederschoot verlost. Het is verleidelijk om hier een andere dichter te citeren, de bekende J.C. Bloem, die zijn gedicht ‘Zondag’ uit de bundel Media vita (1931) aldus laat eindigen:
Niet te verzoenen is het leven.
Ten einde is dit wellicht nog ’t meest:
Te kunnen zeggen: het is even
Tussen twee stilten luid geweest
.
Dat de vergankelijkheid in de kunst bij uitstek het domein is van de dichter, daarover hoeft  geen twijfel te bestaan. In verreweg de meeste poëzie is de dood alomtegenwoordig, soms in de volle openbaarheid, soms verstopt tussen de kieren en naden van de versregels. Beckett kiest voor de vorm van een avondvullend toneelstuk om ons te confronteren met de nietigheid van ons bestaan, dichters doen hetzelfde in een compactere vorm.
‘Op een avond’ heeft als het ware de constructie van een tang – van een verlostang ben je geneigd te zeggen – waarvan ‘Gij zijt er op een avond…’ en ‘… op een avond zijt ge er niet meer’ de beide klemmende delen zijn. En wat is dan tussen dat begin, het verschijnen, en het eind, het verdwijnen? Weinig meer dan dat ‘ge leeft tussen wat leeft’ in een somber dan wel vrolijk perspectief op ‘wat komen zal’. Dezelfde tegenstelling tussen ‘bitter’ en ‘blij’ was er ook al bij de barende moeder, want in dit opzicht verschilt de ene generatie niet van de andere.
En dan komt die eerste regel van het derde kwatrijn met de befaamde woorden ‘het leven leert zijn leer’. Ik zou niet kunnen zeggen hoe vaak mijn vriend Henk Schaap en ik met die woorden een gesprek hebben beëindigd over een gebeurtenis in ons eigen leven of dat van iemand anders. Wat ‘De vis wordt duur betaald’ is bij Herman Heijermans, is ‘Het leven leert zijn leer’ bij Han G. Hoekstra. Het was meen ik W.F. Hermans die vond dat een goed gedicht altijd minstens één algemene waarheid moest bevatten, iets wat in de poëtica een sententia (of, naar het Grieks: gnome) heet. ‘Het leven leert zijn leer’ is daar een voorbeeld van, al zou je het met een beetje kwade wil ook een cliché kunnen noemen: zo’n sententia of sententie schurkt nou eenmaal dicht tegen het cliché aan.
De volgende twee regels van ‘Op een avond’ preciseren de levenslessen: “ge stoot er overal op goed en slecht, / op dingen waar men tot het eind voor vecht.” Ik neem aan dat de eerdere boodschap van ‘bitter’ en ‘blij’ hier in omgekeerde volgorde terugkeert in de woorden ‘goed’ en ‘slecht’. En vervolgens is onze strijd om iets (‘dingen’) tot stand te brengen in dit ondermaanse kennelijk het enige wat we van onze korte aanwezigheid kunnen maken. Het zij zo. De strijd zal sowieso vergeefs zijn, want er valt niets te winnen in de weinige tijd die ons gegund is. Het leven leert zijn leer en in een oogwenk zijn we van het podium.
Estragon Waar gaan we naar toe?
Vladimir Niet ver.
Estragon Jawel, jawel, laten we hier ver vandaan gaan.
Vladimir We kunnen niet.
Estragon Waarom niet?
Vladimir We moeten morgen terugkomen.
Estragon Om wat te doen?
Vladimir Wachten op Godot.

  • Han G. Hoekstra, Verzamelde gedichten, Amsterdam, 1972.

Mis niets en ontvang Nijhof Tekst in je mailbox

© 2024 Jos Nijhof