Kerstlied
Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen,
Dan worden de wegen wit
En dan rijden de drie kamelen,
Waarop elk een koning zit
Door een woestijn van eeuwen
Vol boosheid en gevit.
De herdertjes liggen bij nachte
Te waken op het veld
Bij hun schaapjes met witte vachten.
Een engel heeft hun verteld,
Dat Jezus niet langer kan wachten
Want de wereld moet hersteld.
Wat herders en koningen hopen,
Het maakt gering verschil:
Men kan het geluk niet kopen,
Maar voor mensen van goeden wil
Gaat de hemel eenvoudig open
En dan wordt alles stil.
Doch zij, die het kwade begeren,
Zij mogen niet binnen gaan,
De hemel is voor wie leren
De goedheid te verstaan,
Die mensen door ons ontberen
Als wij hebben kwaad gedaan.
Door een woestijn van eeuwen
Vol boosheid en gevit
Rijden de drie kamelen
Waarop elk een koning zit.
Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen
En dan wordt de wereld wit.
Wat ik hier over dit ‘Kerstlied’ te berde breng, dank ik voor een deel aan mijn zeer dierbare, op 5 januari 2021 overleden vriend Henk Schaap. ‘Kerstlied’ is een van de talrijke teksten die tot zijn en mijn gedeelde geheugen behoorden. Ik bewaar nog steeds een handgeschreven kopie van het gedicht, ik vermoed uit de tweede of derde klas van de middelbare school. Steevast citeerden Henk en ik uit ‘Kerstlied’ in de dagen van december en Henk legde dan graag een verband met ‘Nu sijt wellecome’, het bekende lied uit de late Middeleeuwen.
Dat gedicht kent twee versies: een (oorspronkelijke) katholieke en een protestantse, waar ‘D’heilige drie Koon’gen uit zo verre land’ zijn vervangen door ‘Wijzen uit het Oosten uit zo verre land’. Lelijk natuurlijk, twee keer dat woordje ‘uit’ binnen één versregel, maar dat terzijde. Ook de ‘Maged reine’, Maria dus, uit de tweede strofe moest het na de Reformatie ontgelden: gemakshalve werd de hele strofe dan maar geschrapt.
Bij het ‘Kerstlied’ van Van Duinkerken, zonder meer een evergreen uit de literaire kerstcanon, was zo’n protestantse zuivering gelukkig niet meer nodig. Sterker nog: hoewel de dichter een overtuigd katholiek was, sprak in 2004 de toch wel zeer protestantse minister-president Jan Peter Balkenende het gedicht in voor een cd in het kerstpakket voor deelnemers aan de vredesmissie in Irak. De opname vond nota bene plaats in het Haagse Torentje.
Het gedicht is te vinden in Van Duinkerkens bundel Verzen op Kerstmis uit 1941, maar verscheen daarnaast in allerlei soorten verzamelingen en bloemlezingen. Ook in de door ons gemaakte schoolbloemlezing voor de bovenbouw van het Visser ’t Hooft Lyceum ontbrak het niet. Wat maakt het gedicht zo tijdloos, zo universeel voor alle gezindten? Misschien de kinderlijke toon ervan. En dat voor een gedicht uit 1941 en van een hoogleraar: men verwacht iets anders uit die periode en uit de ernst van de studeerkamer.
Anton van Duinkerken was het pseudoniem van prof. dr. W.J.M.A. Asselbergs (1903-1968), behorend tot de zeer groten uit de Nijmeegse school voor neerlandistiek. Hij moet een verzoenend mens zijn geweest, getuige de levensbeschrijvingen bij zijn dood en hij speelde een belangrijke rol voor de emancipatie van het katholieke volksdeel. Gaandeweg werd hij echter steeds meer anti-klerikaal, dat wil zeggen: gekant tegen de hiërarchische machten binnen de Roomse kerk. Een antifascist bovendien: gedurende de Tweede Wereldoorlog werd hij dan ook geïnterneerd in het kamp Sint Michielsgestel, samen met andere dissidente schrijvers zoals Simon Vestdijk.
Bernard Lenferink, mijn leraar Nederlands op het gymnasium, sprak altijd vol bewondering over de man bij wie hij aan de Nijmeegse universiteit colleges had gevolgd. Door diens verhalen stelde ik me de hoogleraar altijd voor als een kolos, niet alleen groots in zijn daden, maar ook enorm van postuur. Afbeeldingen die ik (veel) later vond via Google bevestigden mijn fantasie.
Uit de bezettingsjaren komt dus dat ‘Kerstlied’. Je kunt de eerste strofe lezen zoals je naar een kerststal kijkt. Maar dan wel een stal vanaf 6 januari, want om geschiedvervalsing te voorkomen, mochten de kamelen en de koningen vóór de datum van Driekoningen beslist geen plek krijgen tussen de heilige familie, de herders en de levende have. Dat althans is wat ik me herinner uit mijn eigen Roomse jeugd. Ongetwijfeld had het met het formaat van de kameel te maken, dat we er daarvan geen drie, maar slechts één hadden. De koningen zaten er overigens niet boven op, maar ze liepen ernaast of ze waren al gearriveerd in de stal waar ze neerknielden bij de kribbe. Wel was er nog, compleet met tulband, een kamelendrijver, voor mij als kind altijd een wat vreemde snuiter te midden van de rest.
Sneeuw – kunstsneeuw, geschikt voor gebruik binnenskamers – maakte het plaatje compleet. Ook bij Van Duinkerken is die sneeuw prominent aanwezig, natuurlijk vooral als symbool van reiniging en vrede. ‘Sneeuw’ , waarvan indertijd in Bethlehem uiteraard geen sprake was, en ‘kerst’ zijn in ons westen haast synoniem. Brueghel maakte van Bethlehem al een besneeuwd Vlaams-Brabants dorp, vlak na de Middeleeuwen. Trouwens, de taal van het gedicht doet ook meteen denken aan dat middeleeuwse vers ‘Nu sijt wellecome’: het eerste woord is eveneens ‘nu’ en het begint ook in de tegenwoordige tijd - bij aanvang, strikt grammaticaal, in de onvoltooid toekomende tijd.
Juist het strak volgehouden gebruik van de tegenwoordige tijd maakt Van Duinkerkens ‘Kerstlied’ zo bijzonder. Het is niet: de herdertjes ‘lagen’ bij nachte, maar de herders liggen er nu. En in plaats van ‘kon’ staat er dat Jezus niet langer kan wachten. En de kamelen komen nú aangereden, dwars door de eeuwen heen, dwars door de geschiedenis van oorlogen en conflicten. Zo komt het Vlaams-Brabantse kerststalletje uit de eerste strofe te staan voor iets van het heden.
‘Kerstlied’ is meer dan een kerstverhaal-op-rijm of een gedicht van alleen maar hoop. Het is om het met de door Henk en mij geliefde singer-songwriter Peter Hammill wat oneerbiediger te zeggen een gedicht van ‘I want the future now’. Geen zoetelijk kerstversje, maar een lied van ongeduld. Het herstel van de wereld mag niet langer wachten, alles moet weer wit worden.
Een toepasselijker kerstgedicht kan ik voor 2023 niet bedenken.